Home

De wereld lezen

Kitty Zijlmans

Toen ik in 2002 tijdens de vijfjaarlijkse Documenta tentoonstelling in Kassel de installatie van Georges Adéagbo binnenstapte, wist ik niet waar ik het eerst moest kijken. De wanden waren van plint tot plafond behangen met teksten, krantenknipsels, plaatjes, foto’s, posters, platenhoezen, kalenders en langs de muren lag de grond bezaaid met objecten, boeken, kledingstukken, gebruiksvoorwerpen en talloze sculpturen en maskers afkomstig uit Afrika. In het midden van de ruimte lag een houten boot met daarin en er omheen weer allerlei objecten en teksten, een gigantisch anker, een houten totempaal, teveel om op te noemen. Het was een uitermate kleurrijke installatie, er was veel te zien en te lezen, alles had op de een of andere manier betrekking op Afrika. Maar hoe? Waar keken we nu eigenlijk naar?

Dit – zo werd gaandeweg duidelijk – was Afrika, maar dan gezien door de ogen van Westerse onderzoekers, ontdekkingsreizigers, collectioneurs, schrijvers en toeristen. Dit was de Westerse constructie van ‘Afrika’. Alles liep door elkaar heen, het immense continent Afrika met zijn talloze culturen, talen en geschiedenissen was samengebald tot één beeld van ‘Afrika’, waar een foto van de kop van de mythische Egyptische koningin Nefertiti vrolijk prijkte naast sculptuurtjes die wel ‘typiques d’Afrique’ worden genoemd, verwijzend naar het verwachtingspatroon waarop de toeristenkunst zich richt. En dat is geheel conform met wat de installatie leek te willen uitdragen. De titel Explorer and Explorers Confronting the History of Exploration ... ! World Theatre spreekt boekdelen, maar de titel werd me pas later bekend. Dit werk bood een inkijk in de geschiedenis van onderzoek en ontdekkingsreizen naar Afrika, uitmondend in de kolonisatie van het continent. Exploratiedrift, koloniale geschiedenis en toerisme dus, die Adéagbo in 2002 presenteerde als een wereldtheater waarop wij allen figureren. Het was in die kluwen van welhaast onontwarbare geschiedenissen waarin wij stonden. Hier werd onze kennis danig op de proef gesteld, want we hebben hier in Europa voornamelijk gemediatiseerde kennis van Afrika, variërend van wetenschappelijke studies, museale collecties en tentoonstellingen tot reisgidsen, websites en vakantiereizen naar Afrika, of via ontwikkelingssamenwerking en wat daar allemaal bij komt kijken. Hoe het ook zij, allemaal bemiddelde kennis, want wie is aan het woord en vanuit welk perspectief? Wie legt verbanden, schrijft geschiedenissen, maakt foto’s, interpreteert?

Simryn Gill (1959, Singapore), Paper Boats, 2008, Encyclopaedia Britannica, 1968 editie
Simryn Gill (1959, Singapore), Paper Boats, 2008, Encyclopaedia Britannica, 1968 editie Variabele afmetingen Foto: tentoonstelling Simryn Gill: Gathering, Heide Museum of Modern Art, Melbourne, 2010 Foto: John Brash

Anders denken

Dit voorbeeld laat zien hoe het de kracht is van kunst om de wereld ook anders te denken, andere verbanden te leggen, alternatieve configuraties neer te zetten. In zijn werk laat Adéagbo het proces van het schrijven van geschiedenis zien, de keuzes die worden gemaakt en hoe bepalend die zijn, hoe fictie en werkelijkheid vermengd raken. Zijn installaties zijn alternatieve constellaties die kennis en betekenis genereren en tegelijkertijd het fictionele karakter van het archief blootleggen als bewaarplaatsen van selectieve bronnen. Een aardige relativering van de waarde van taxonomieën, veelal in archiefvorm vastgelegd, is een beroemd fragment uit het verhaal The Analytical Language of John Wilkins (1942) van de Argentijnse schrijver en dichter Jorge Luis Borges. Daarin geeft een door de Duitse advocaat Franz W. Kuhn bij toeval ontdekte Chinese encyclopedie met de welluidende titel Emporio celestial de conocimientos benévolos (Hemelrijk der goedhartige kennis) de volgende eigenzinnige taxonomische onderverdeling van het dierenrijk: a) die de Keizer toebehoren, b) gebalsemde, c) tamme, d) speenvarkens, e) sirenen, f) fabeldieren, g) loslopende honden, h) die in deze indeling voorkomen (sic), i) die verwilderd zijn, j) ontelbare, en zo gaat het maar door. Overigens staat ook ‘et cetera’ in deze indeling. Indelingen en rangordes, kortom kennissystemen, zijn dus hoogst arbitrair, en circulair (“die in deze indeling voorkomen”). Het kan immers ook anders en kunstenaars tonen ons die alternatieve wereldbeelden.

De productie van werkelijkheid

De wereld ‘lezen’ is zo oud als de mensheid en met dat lezen wordt betekenis gegeven, aan de omgeving, de natuur, aan sporen, aan gedrag van mens en dier. Onze wereld is steeds complexer geworden maar nog steeds ‘lezen’ we de wereld en geven we betekenis. Dat doen we ook door het aanleggen van verzamelingen om greep te krijgen op de wereld, en door dingen te maken, door letterlijk te verbeelden. Er is een nauwe relatie tussen weten (in de zin ook van kennen) en maken. Het is de kunstenaar eigen, te leren kennen door te maken, te scheppen. Visualisatie en materialisatie zijn krachtige vormen van werkelijkheidsproductie. De kunst representeert niet de wereld maar presenteert haar, maakt haar present en vormt haar. De kunstwerken zijn immers zelf werkelijkheid, zij zijn niet slechts een tekst of commentaar op de wereld maar zijn zelf dààr. De installatiewerken van de tentoonstelling Global Imaginations zijn wereldvormend, zij benoemen aspecten van onze complexe wereld en openen daarmee nieuwe, andere manieren om betekenis te geven aan of te vinden in de natuur, de kunst en de geschiedenis van de mensheid. Het werk van Adéagbo is hier wederom een mooi voorbeeld van. In Global Imaginations haakt hij in op de lokale geschiedenis van de Leidse textielindustrie en verbindt deze met zijn interpretatie van het fameuze drieluik Het Laatste Oordeel (1526-27) van de Leidse schilder en graficus Lucas van Leyden (1494-1533). Wat voor een weefsel van vertellingen ontstaat er vanuit zijn perspectief? Hoe verbinden individuele en collectieve vertellingen zich met elkaar en hoe vormt dat een wereldbeeld? Hiermee stelt Adéagbo aan de kaak dat iedere geschiedenis afhangt van degene die vertelt.

In zijn artikel ‘World Pictures. Globalization and Visual Culture’ (2011) geeft de Amerikaanse kunsttheoreticus W.J.T. Mitchell een aardige kijk op de manieren waarop wij de wereld (’the global’) benoemen, zich uitstrekkend van het Latijnse woord ‘globus’ (iets ronds, te meten als geometrische vorm, als vorm door de mens gemaakt, als de sum total van alle levensvormen – dit ontleent Mitchell aan Wittgenstein), naar planetair (astronomisch, de aarde als deeltje van een sterrenconstellatie), kosmos (het universum, maar wel vanuit de aarde benaderd), wereld (universeel en specifiek tegelijkertijd, de wereld = onze planeet), en tot slot de aarde, terra, moeder aarde, maar ook weer specifiek gelokaliseerd. Dus van abstract naar steeds meer concreet, letterlijk aards. Mitchell ziet een wereldbeeld als een ding gevormd in en door het menselijke bewustzijn, tegelijk noodzakelijk en onvermijdelijk maar altijd begrensd, idiosyncratisch.

Waar sommige kunstwerken in Global Imaginations expliciet de wereld als een globe (globus) verbeelden, verwijzen andere naar de wereld in Mitchells dubbele betekenis van onze wereld = onze planeet. Chen Zhen toont met zijn sculptuur Back to Fullness, Face to Emptiness (1997-2009) de wereld als een metalen coördinatenstelsel van vier meter doorsnede met in het midden Chinese tekens in rood neon, die een samenvatting behelzen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Rondom de evenaar zijn stoelen uit allerlei culturen en tijden bevestigd. Met de stoelzitting naar buiten gekeerd kijken we allemaal onze eigen kant op; we kunnen elkaar wel aankijken maar dat steeds twee aan twee, en we kunnen elkaar de hand reiken. Even speels als doeltreffend verbeeldt Batoul S’Himi in haar serie World Under Pressure (2008-2015) hoezeer de wereld onder druk staat: in de buitenzijde van gasflessen en snelkookpannen en het blad van keukenhakmessen heeft zij de continenten en de contouren van de Arabische wereld gefreesd. Waar zitten de zwakke plekken? De immense kleurrijke vlag van Meschac Gaba (Citoyen du Monde, 2012-2015) op de gevel van De Meelfabriek bestaat uit alle nationale vlaggen van de wereld. De wereld is één, maar ook een constructie en gefragmenteerd.

Elkaar doordringende wereldbeelden

Wereldbeelden zijn niet exclusief voor beeldend kunstenaars, ieder mens heeft het vermogen wereldbeelden te denken en velen, wetenschappers, politici, economen, enzovoort maken deze ook manifest via allerlei media, in teksten, schema’s, notatievormen en diagrammen. Kunstenaars scheppen vanuit hun artistieke vermogen wereldbeelden die raken aan en op eigenzinnige wijze vermengen met die van de wetenschap, politiek, religie, economie, ecologie. Daarmee wordt aan tal van heersende denkbeelden en vertogen vragen gesteld, alternatieven bedacht, dwarse inkijkjes gegeven of de boel gewoon overhoop gehaald. In haar werk Nous ne notons pas les fleurs (2009-2015) dat op het buitenterrein van De Meelfabriek is te zien, moedigt Tintin Wulia het publiek aan de wereld te herschikken. Bloemen in potten markeren de werelddelen, maar het werk knipoogt tegelijkertijd naar de wereldwijde Nederlandse bloemenhandel. Het publiek kan de contouren van de wereld mee bepalen en zo het aardrijk van aanzien veranderen. Maar dat doet de mens natuurlijk al lang. Haar werk kritiseert de willekeur van de omgang met de wereld, de territoriumdrift en geopolitieke machtsverhoudingen. Welke politieke en economische betekenis heeft het herijken van de wereldkaart? De acties van het publiek gaan overigens niet ongemerkt: alles wordt door webcams vastgelegd en op beeldschermen getoond. Geldt ook dit niet wereldwijd?

Mark Dion werkt al vijfentwintig jaar met natuurhistorische musea over de hele wereld. Voor hem zijn, zo verklaart hij in zijn statement, “natural history collections […] not only vital to science, but they are also an enormous asset to visual culture and art. Natural science is as close to a religion as I could ever imagine having”. Hij schept kosmologieën, in Leiden gebaseerd op de wetenschappelijke denkbeelden die ten grondslag liggen aan de collectie en de ordeningen van museum Naturalis. Het zijn vooral de ideeën en grondslagen die hem fascineren: hoe zitten ze in elkaar, waar komen ze vandaan, waarop zijn ze gestoeld? En, hoe kan het anders? Hij koos uit het museum objecten, archetypen voor wetenschapsdomeinen als plantkunde, ornithologie, paleontologie, die hij van idee weer wil terugbrengen naar de wereld van hun ‘ding-heid’ – door ze te her-maken, maar dan als 3D prints in lichtgevende kleuren en op groot formaat, opnieuw geordend in een Dioniaans curiositeitenkabinet. De gekozen specimina zijn van onschatbare wetenschappelijke waarde voor onze kennis van de biodiversiteit van de wereld, en daar wringt nu net de schoen: dadelijk hebben we alleen nog maar de specimina nu bijeengebracht in museale collecties als dingen uit een voorbije wereld.

Een kunstproject dat in meer dan één opzicht binnen en buiten met elkaar laat doordringen, is dat van de Ghana ThinkTank. Dit is een initiatief van de Amerikaanse kunstenaars Christopher Robbins, John Ewing en Matey Odonkor dat – om de effectiviteit van ontwikkelingshulpprogramma’s aan de kaak te stellen – de rollen heeft omgedraaid en problemen uit rijke landen probeert op te lossen door de inzet van een netwerk van denktanks uit minder welvarende landen. De denktanks gaan serieus en probleemoplossend om met de aangereikte problematieken uit de welvaartslanden. Een zeecontainer op het buitenterrein presenteert een beeldend verslag van de eerder dit jaar door de kunstenaars gemaakte tocht langs Leidse wijken om plaatselijke problemen te verzamelen, evenals van de door de denktanks aangereikte oplossingen. Vanwege de bijzondere relatie die Nederland heeft met Marokko en Indonesië zijn twee nieuwe danktanks opgericht. Eén van de door de Leidse bevolking aangedragen problemen betreft de gevolgen van globalisering die de bewoners ervaren, en dat uit zich in angst voor de Islam, maar ook in bezorgdheid vanwege de intolerantie ten opzichte van moslims.

Centraal in de discussie, die de kunstenaars voeren en gevoerd hebben, is het besef waartoe intolerantie in staat is en wat verdraagzaamheid vermag. In het Meelmagazijn heeft de Ghana ThinkTank een klein huisje gebouwd, als symbolische verwijzing naar het wereldberoemde verhaal van Anne Frank, dat gelegenheid biedt tot contemplatie over intolerantie en verdraagzaamheid. In de binnenruimte van dit Monument to the Dutch vinden we tal van verwijzingen naar de geschiedenis van tolerantie in Nederland in relatie tot de Islamitische cultuur en de Islamitische geloofstraditie. Het betreft historische verbanden die teruggaan tot in de 16e eeuw, bijvoorbeeld naar de goede banden tussen Willem van Oranje en Suyleyman de Grote, de toenmalige Sultan van het Ottomaanse Rijk, die destijds werd geroemd vanwege zijn beleid van religieuze tolerantie. Voor de Amerikaanse kunstenaars staat het verhaal van Anne Frank symbool voor het gevaar van intolerantie en voor het belang van tolerantie. Door zijn onverwachte en ontroerende verbanden nodigt dit kunstwerk uit tot deelname aan een actuele, maatschappelijke discussie over eigen en ander, binnen- en buitensluiten, begrip voor elkaars waarden. Hierin mogen vele stemmen klinken en ook al zal lang niet iedereen het met ieders wereldbeeld eens zijn, ruimte voor begrip en inlevingsvermogen moet er zijn.

Actieve deelname

De twintig werken die tezamen de tentoonstelling Global Imaginations uitmaken, laten ieder op geheel eigen wijze zien hoe verbindingen met de wereld van nu worden geweven – het nu niet los gezien van geschiedenis, van het koloniale of gekoloniseerde verleden, van dominante kennissystemen en van de huidige politieke, sociale en ecologische conditie van onze wereld/aarde. De rode draad is hoe beeldend kunstenaars de ‘wereld’, ‘the global’, denken, benaderen en vertalen naar een werk. Het kunstwerk bestaat als ding, als materialiteit, het is object en werk tegelijkertijd – werk dat zijn werking heeft en kracht uitoefent. Zo opgevat wordt het kunstwerk een gebeurtenis die aanmoedigt tot het leggen van andere relaties met de wereld zoals we die waarnemen, waarin we ons bevinden als een punt op de globe en zoals we die kunnen kennen. Precies daarmee confronteren de kunstwerken ons, zij tonen ons hoe de wereld óók gedacht kan worden. Daarin is de bezoeker niet een passieve consument, maar wordt tot actieve deelname geprikkeld door de werken te laten inwerken, zelf stelling te nemen en soms te handelen.

Het is aan de bezoeker om de keuze te maken om een bootje te vouwen uit de Encyclopaedia Britannica – het is een ogenschijnlijk speelse handeling waartoe Simryn Gill ons met haar Paper Boats (2008) aanzet, maar wat betekent deze encyclopedie? Welke kennis vertegenwoordigt ze en wat betekent het om er bootjes van de vouwen?

De speciaal voor De Meelfabriek nieuw vervaardigde, gigantische installatie Plastic Bags (2001-2015) van Pascale Marthine Tayou is het resultaat van vele handen die de duizenden plastic tasjes aan het onderliggend net hebben geknoopt. Zachtjes bewegend in de luchtstroom van het gebouw zien we een gracieus beeld, maar de plastic tasjes zijn ook een enorme bron van vervuiling, symbool voor een doorgeslagen consumentisme enerzijds en drager van de schamele bezittingen van talloze ontheemden anderzijds. De keuze om dit werk te laten realiseren, is een ‘catch 22’-situatie: door te tonen en dus zichtbaar te maken, maken we onszelf ook medeplichtig. Dat geldt ook voor de keuze om al dan niet Brook Andrews Jumping Castle War Memorial (2010) te beklimmen en te gaan springen. Het opblaasbare kasteel is, zoals de titel aangeeft, een gedenkteken, ditmaal voor vergeten inheemse bevolkingsgroepen; het verwijst naar de vele slachtoffers van koloniaal bewind in het algemeen en de Australische Aborigines in het bijzonder.

Ook op het buitenterrein van De Meelfabriek staat een wonderlijk bouwsel, de OrtaWater – Purification Factory (2005) van Lucy + Jorge Orta (/Studio Orta). Het is een waterzuiveringsinstallatie met water uit de nabij gelegen Zijlsingel en de bezoeker wordt aangespoord een bekertje drinkwater te tappen. Zeker in een land als Nederland is de aanwezigheid van water vanzelfsprekend, wij pogen al eeuwen de voeten droog te houden door overtollig water weg te pompen, maar zelfs in Nederland gaat drinkwater schaars worden. De overal uitvoerbare waterzuiveringsinstallatie van de Orta’s is een antwoord op het groeiende, wereldwijde drinkwatertekort. De Leidenaren kunnen alvast wennen aan het drinken van grachtenwater.

Het is het spel tussen ding en kunst, tussen wederzijdse afhankelijkheid en wederzijdse bepaling, dat zich manifesteert in deze werken. Zij dragen voor de bezoeker de mogelijkheid in zich tot waardevolle toevalligheid om iets te ontdekken, waarnaar men niet op zoek was, iets te vinden wat eerder niet werd gezien. Global Imaginations is als een reis door de wereld die tegelijk bekend en onbekend voorkomt, omdat de kunstenaars in de werken onverwachte, verrassende verbindingen leggen en daarmee eigensoortige wereldbeelden gestalte geven. De bezoeker zal zich daartoe moeten verhouden en zich afvragen hoe hij of zij in de wereld staat en of deze niet ook anders gedacht en ervaren kan worden. Het is uiteindelijk aan het publiek om een eigen wereldbeeld te vormen.

literatuur

Silvia Eiblemayer (hg./ed.) (2001) Georges Adéagbo, Archäologie der Motivationen – Geschichte neu schreiben / Archeology of Motivations – Re-writing history, Ostfildern: Hatje Cantz. W.J.T. Mitchell, ‘World Pictures. Globalization and Visual Culture’, in: Jonathan Harris (ed.) (2011) Globalization and Contemporary Art, Oxford: Wiley-Blackwell, pp. 253-264. Christel Vesters (2003) ‘Anti-Encyclopedie. Van poëtische wanorde naar politieke wanorde (en weer terug)’, in: Metropolis M, No. 3 (2003) http://metropolism.com/magazine/2013-no3/anti-encyclopedie/ (gezien 08.04.15). Krzysztof Ziarek (2004) The Force of Art. Stanford University Press.

printbare versie

copyright

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial 3.0 Unported License.